maandag 10 oktober 2016

10 jaar Château des Edelins... een B&B in de winter: is er leven na het Hoogseizoen?


Praten met gasten, lekker koken, mooie producten zoeken en vinden (praten met de buurman, praten met leveranciers), een beetje klussen (praten met de man in de bouwmarkt), in de zon tuinieren (praten met de robotmaaier - ja, dat is wel raar ja)... 
Inderdaad, het is hard werken, zo'n bed and breakfast of chambre d'hôte... en dat doen we nu al bijna tien jaar. 
10 jaar?! 
Dix ans?!
Joh!

In 2007 kreeg Parijs 15000 witte fietsen, won Sarkozy hier de presidentsverkiezingen, kreeg Prins Willem Alexander zijn derde kind, kwam de eerste iPhone op de markt, ontsnapte er een gorilla uit Blijdorp, was de gemiddelde temperatuur in Holland 11,2 graden en kochten Hendrik en Nienke Château des Edelins in Bayet, Frankrijk.
En nu zijn we duizenden gasten, borden, croissants en gesprekken verder.
Enig idee hoeveel kilo jam er opgegeten is?
Nee? 
Inderdaad, geen idee.

Maar zeker is, er is genoeg reden voor feest. En in de aanloop naar dit feestjaar geven we u een kijkje in de keuken (en daar niet alleen). Er ligt een druk jaar achter ons, met veel gasten en gezellig gedoe en met weinig tijd voor leuke blogs en berichten. De maanden waarin we niet meer iedere dag gasten in huis hebben breken nu aan. En u vraagt zich wellicht af: wat doen die mensen daar dan?
Is er leven na het hoogseizoen?
Storten ze zich nu samen op puzzelboekjes, breiwerken of een obscure hobby?
Of wordt er toch gewoon geklust, gesport, gegeten en gelachen?

We gaan het u vertellen. En we nodigen u vooral met veel plezier uit in ons komende feestjaar. Er zullen mooie arrangementen verschijnen (want wie jarig is trakteert!), dus houd onze website in de gaten (edelins.com), lekkere recepten en mooie verhalen.

En mocht u zich nog afvragen, wat er op bovenstaande foto staat: taart natuurlijk. Met zo'n lekkere dikke laag marsepein, waarna we nog maar eens een extra rondje rennen.

Recept voor het zelf maken van zo'n mooie taart
Begin met het maken van een heel goede chocoladetaart (klik hier), want de buitenkant mag er mooi uitzien, het gaat tenslotte om de binnenkant hè. Koop daarna blokken marsepein bij de hema (of ergens anders) en leef je uit, met gebruik van roller en uitsteek-vormen: kleien alsof je een kind was. Veel plezier!

maandag 28 december 2015

Recept voor de lekkerste havermoutkoekjes



Hip en gezond, dat zijn havermoutkoekjes. Onzin natuurlijk. Er zit gewoon suiker in en ook nog boter. En hip zijn ze al helemaal niet, want ik bakte ze eind jaren zeventig al samen met mijn moeder. Havermout is dus niet het happening health food van 2016, maar wel hartstikke lekker. Zeker ook als pap, 's morgens en vooral in de winter, maar dat ziet er niet leuk uit op de foto.

Recept Havermoutkoekjes

Havermout, 150 gram
Bloem, 75 gram
Suiker, 100 gram
Zout, mooie snuf
Bakpoeder, kleine snuf
Boter, 125 gram
1 ei
Fijngetrapte schil van 1 sinaasappel (gebruik een microplane)
Handje rozijnen

Alles goed mengen. Dat gaat het handigst met de kneedhaak van een keukenmachine, maar met de hand kan het ook. Dan eerst alle droge delen mengen en daarna de 'natte' eraan toevoegen.
Kneed het deeg tot een rol met een diameter van een centimeter of 4 / 5.
Snijd er plakjes van, van een kleine centimeter dik.
Bakken op een anti-aanbakplaatje in een oven, voorverwarmd op 180°, ongeveer 20 minuten of totdat ze mooi goudbruin zijn.

zaterdag 9 mei 2015

Chocolade-Amandeltaart





Het is druk en ik kook veel en vaak. En om me niet te vervelen, want vaak hetzelfde koken stompt maar af, maak ik graag iets nieuws. Na sleur komt zonneschijn, want een paar weken geleden verzon ik een super-chocoladerige-chocoladetaart, zo'n zachte plakkerige, met een amandeltje, zodat er zo nu en dan iets 'te beleven valt in de mond' en een beetje specerij, dat je net niet proeft, maar toch wel, om het spannend te houden. Nou! Daar wilde iedereen meteen het recept wel van, dus bij deze. Et voilà.

roomboter, 200 gram
goede pure chocolade, 200 gram
voorzichtig samen smelten

suiker, 250 gram
eieren, 3 stuks
amandelpoeder, 50 gram
samen half-luchtig opkloppen (zeker niet te luchtig, want aan deze taart zit nauwelijks iets luchtigs...)

bloem, 100 gram (type 45, als u frans-georienteerd bent)
cacao, 1 flinke eetlepel
kaneel, 1/2 theelepel
snuf zout
snuf peper, maar echt een kleine snuf
dit toevoegen aan het suiker-ei-amandel-mengsel
Dan ook het boter-chocolade-mengsel hieraan toevoegen: goed mengen / mixen / in de KitchenAid.

Ovenschaal (of andere bakvorm) van zo'n 30 x 20 cm bekleden met bakpapier en hierin het beslag gieten: u moet uitkomen op zo'n anderhalve cm hoogte.

amandelschaafsel, een klein handje vol
over de bovenkant van de taart strooien.

Bakken op 155°, zo'n 25 à 30 minuten.
Als u de taart uit de oven haalt, denkt u waarschijnlijk dat er iets niet goed gegaan is: klopt, hij is nog erg zacht. Maar daarin zit 'em nou juist dat lekkere plakkerige...
U laat de taart in de vorm zitten, afkoelen tot kamertemperatuur (ongeveer) en dan in de koelkast, zeker 4 uur.
Koud serveren, kleine stukjes, met poedersuiker en/of kaneel en/of (welja!) slagroom of vanillesaus.
Of, zoals op de foto's hierboven, met kersen-saus-met-witte-port of perziken-in-siroop-van-rosé-en-vanille.

Op de foto hieronder, die eigenlijk niet zo mooi is, ziet u dat ik mooie kaneelstokjes gekregen heb van een Zweeds vriendinnetje uit Sri Lanka (omdat de wereld eigenlijk helemaal niet zo groot is). Het lijkt alsof ze daar in Sri Lanka zelf de mooiste kaneel houden en ons opzadelen met rotzooi... want zoiets proefde ik nog nooit: het zijn stokjes die bestaan uit rolletjes dunne 'kaneelvelletjes' of eigenlijk bestaan de rolletjes uit de binnenbast van de scheuten van de kaneelboom (ja, ik heb het even voor u op-ge-wikied). De blaadjes bast zijn wel hard, maar je kunt ze toch zo eten en dan zijn ze heerlijk aromatisch, beetje pittig, erg 'kanelig', wow, mmmm (maar dit terzijde). Hoe dan ook, als u bij mij komt eten, dan krijgt u ze erbij.

zondag 29 maart 2015

Taart met Gecarameliseerde Sjalotten


Een vriendinnetje smste of ik 'échalottes' wilde en de volgende dag stond haar man op de stoep met een kist vol mooie grote sjalotten. Fijn! Een sjalot past overal in (nou ja, bijna dan), maar nu moest ik toch eens aan die klassieker, die taart met gecarameliseerde sjalotten, rode wijn, azijn, zout, peper. Het werd waanzinnig lekker, dus hierbij ook voor u het recept (met fotostrip). Perfect als voorgerecht of lunch.

Organiseer:
15 sjalotten
flinke klont roomboter
flink glas rode wijn
1/4 glas rode wijn azijn of balsamico azijn
60 gram suiker
snuf zout

De sjalotten moeten langzaam, maar goed gaar, dus ik begon 's middags al (maar dit kan ook een dag vooraf), met het schoonmaken en zacht aanzetten van zo'n 15 sjalotten. De hoeveelheid is natuurlijk afhankelijk van het formaat sjalot dat u koopt en de diameter van uw taartvorm - schat dit dus even zelf in.
Roomboter in een ruime koekenpan, sjalotten met een snuf zout erbij en op zacht vuur goudbruin laten kleuren. Wijn en azijn toevoegen en tot de helft (zachtjes!) laten inkoken. Suiker over alle sjalotten strooien, zodat ze allemaal een laagje hebben. Niet te veel roeren, de sjalotten moeten zo heel mogelijk blijven. Nog vijf minuten zachtjes laten doorpruttelen (met deksel, als er veel vocht verloren gaat of zonder deksel als er nog veel vocht de pan zit) en dan het vuur uitzetten. Proef de saus: die moet echt sterk van smaak zijn, voldoende zuur, maar ook zoet en zeker ook lekker hartig. Dus als er nog iets aan ontbreekt, nu een beetje bijwerken.
De sjalotten laat u in de pan in de saus staan (marineren), een paar uur of een nachtje.

Het deeg maakt u natuurlijk ook zelf. 
Dit deeg gebruik ik ook altijd voor mijn quiches: het is lekker hartig en een beetje zanderig, nooit klef. Wel blind voorbakken hè, dus even in de oven zonder vulling maar met kleiparels of bonen erop, niet valsspelen, want yep, dat proeft u later toch... en dat is jammer.

Meng met de keukenmachine (deeghaak erin) of met de hand tot een mooie bal:
175 gram bloem
125 gram roomboter, in klontjes gesneden
1 ei (maat 'middelgroot')
snuf zout
paar druppels maggi (jaja, dat staat er echt, maggi, oma's golden oldie: niet doorvertellen, maar het maakt 'em helemaal af)
Dit deeg, verpakt in plastic folie, minimaal een uur laten rusten voor gebruik. Maar een dag (of twee) in de koelkast bewaren kan ook.

Zo'n anderhalf uur voordat u de taart wil eten zet u 'em in elkaar:
Verwarm de oven voor op 200 graden - ik gebruik hierbij de ouderwetse 'boven-en-onder-warmte' en niet de hete-lucht stand, omdat ik denk dat het dan lekkerder wordt. Maar wat weet ik van uw oven? U weet dat waarschijnlijk zelf het best.

Ondertussen rolt u het deeg uit totdat het past in uw vorm en het een dikte heeft van een kleine centimeter. Het moet een vrij lage taart worden met een opstaand randje van een kleine 2 centimeter. 
Bak het deeg 15 à 17 minuten blind voor. Dus leg een velletje bakpapier op het deeg en leg hierop kleiparels, als u die heeft, of droge bonen.

Terwijl uw taartbodem in de oven staat pakt u uw pan met sjalotten erbij. De saus is waarschijnlijk dunner dan toen u de pan eerder achterliet. Geeft niet, dat is vocht dat uit de sjalotten is gekomen. De pan gaat dus weer even op laag vuur en u dikt de saus in tot hij lijkt op vloeibare honing of schenkstroop, zoiets.

Als de bodem uit de oven komt en u het bakpapier en de parels of bonen heeft opgeborgen, belegt u de bodem met uw sjalotten en de saus. Bedenk, het oog wil ook wat, dus pak een lepel en schik de sjalotten een beetje leuk, in rondjes bijvoorbeeld.
De taart bakt u in 15 à 17 minuten af: de saus rondom de sjalotten moet licht gaan borrelen en nog iets indikken. Maar let ook op dat de suiker niet verbrand: een enkel zwart randje is lekker, maar het grootste deel moet mooi donkerbruin zijn.

Voor het aansnijden minimaal 15 minuten laten afkoelen, een half uur is beter. Serveren met een pittige salade en een rose peperkorreltje. En/of een paar plakjes blauwe kaas: Bleu d'Auvergne natuurlijk!






woensdag 25 februari 2015

Gezond! Maar niet altijd... het recept voor Belgische of Luikse Wafels


Ik ben echt heel goed bezig! Goed, ik begin mijn stukje met 'ik' en ik klop mijzelf op de borst: dat hoort niet. Maar verder, ohlala... Ik spring drie of vier keer per week op de racefiets, ook met slecht weer, voor best veel kilometers. Ik ontbijt met havermout en rozijnen. Ik eet vers fruit. Ik eet minder. Ik eet, volgens de suikertest van de Belgische kant De Standaard (u kunt hier klikken om dit ook te doen), slechts 3 suikerklontjes per dag, terwijl 10 ook mag én ik ben lid geworden van de facebookgroep 'Gezond en Energiek' (klik hier als u dat ook wil), maar dat is vooral omdat ik Marije zo leuk vind.
Het resultaat is inderdaad een strakker lijf (fijn), maar hoe dan ook houd ik wel en nog steeds erg van eten... Van goed eten, van zelfgemaakt eten, van vers eten, van eten uit de moestuin van de buren, van goede koeien, van lekkere hapjes en, ik zeg het er maar gewoon bij, van wijn ook. 
Helemaal niet erg!
Want gezond zijn, is ook gelukkig zijn. En als goed eten en mooi koken gelukkig maakt, dan moet dat gewoon gebeuren. 

Dus daarom, in dit stukje over 'gezond', een ode aan wafels, Belgische wafels, Luikse wafels, noemt u ze maar zoals u wil. Ik heb laatst het wafelijzer tevoorschijn gehaald en had daar niet meteen een goed recept bij. Dus na een paar keer proberen en testen (ja, toen fietste ik gewoon een rondje extra), kwam ik op het perfecte deeg. 

Daarom nu hier voor u, het recept voor heel gelukkige Belgische of Luikse Wafels:

boter, 140 gram
suiker, 120 gram
vanillesuiker, 1 zakje
bloem, 275 gram
eieren, 2 (middelgroot)
melk, 4 eetlepels
bakpoeder, 5 gram
zout, 5 gram

Deze lijst kneedt u (liefst met de deeghaak in de keukenmachine) tot bijna een bal, nog net niet, maar wel tot een samenhangend geheel.

Daarna voegt u toe:
parelsuiker, 60 gram
kristalsuiker, 25 gram

Dit kneedt u nu snel en voorzichtig (de parels van de parelsuiker moeten parels blijven) tot een bal en deze rolt u uit (op een met bloem bestoven schoon aanrecht) tot een worst met een diameter van zo'n 5 centimeter.
Van deze worst snijdt u plakjes van zo'n anderhalve centimeter breed en die legt u in uw elektrisch wafelijzer (dat u natuurlijk, volgens de instructies op uw ijzer, op temperatuur heeft laten komen). Ik zet 'em op stand 4 van 5 en dan zijn ze in vier en een halve minuut mooi goudbruin. Serveren met ruim roomboter en poedersuiker.
Deeg dat over is kunt u heel goed in plastic folie verpakken en een paar dagen in de koelkast bewaren. Daar snijdt u heel eenvoudig een volgende dag nog een paar wafels vanaf.
En dan maar weer eens fietsen...


woensdag 26 november 2014

Pompoen-wortel-soep



Vriend D schrijft 'vuile hippiegroente', maar hij kan het niet helpen, hij schrijft strips en is daarmee natuurlijk kunstenaar en dus, gewild of niet, überhippie (alsjeblieft D). En dat geeft niks, want pompoen is prima. Als het herfst of winter is, als je taart of soep wil, als het een beetje snel en handig moet en toch gezond, als je hippie bent of helemaal niet. En ook in het voorjaar en de zomer is pompoen prima, want in het voorjaar zijn het de makkelijkste zaadjes die je in de grond kunt stoppen en in de zomer groeit het allemaal vanzelf, beter kan niet.

En als een mens pompoen heeft, dan heeft een mens al gauw veel pompoen. En dan is soep natuurlijk fijn. Het kan er maar staan, op het fornuis, zo'n grote pan, waar iedereen een kopje uit krijgen kan.

Recept voor pompoensoep

1 liter kippenbouillon
een paar flinke stukken pompoen, met schil (die kan gewoon mee de pan in), maar zonder zaadjes (die schraapt u eruit, afwassen, op een theedoek leggen en laten drogen, dan kunnen ze komend voorjaar zo de grond in) en in stukken van 2 x 2 cm (ongeveer)
4 of 5 wortels, geschrapt (gewoon schillen, met de dunschiller, want het velletje van de wortel is altijd bitter, bah), in stukken
3 of 4 aardappels, geschild, in stukken
paar tenen knoflook, neem er gerust 6, als u er van houdt, in stukjes
2 uien, in stukken
flinke klont boter
en natuurlijk zout & peper, suiker & citroensap, naar smaak 

Gebruik uw grootste dikste zware braadpan. Fruit de ui in de boter tot hij glazig is, voeg de knoflook toe, even aanzetten en na een minuut of twee, drie de pompoen erbij. Zet het vuur zo hoog mogelijk en probeer de meeste stukken pompoen te voorzien van een donker randje hier en daar. Dat geeft de soep meer smaak. Doe dit ook met de wortel en de aardappel. Als uw pan te klein is, eerst even aanbakken in een koekenpan kan ook.
Als alle groenten er lekker uitzien, doe ze samen in uw braadpan en voeg zoveel bouillon toe dat alles onder staat. Zet uw vuur zo laag mogelijk en laat het geheel tegen de kook aankomen. Laat een uurtje pruttelen, met de deksel op de pan. 
Pureer nu alles met de staafmixer totdat u een gladde dikke soep heeft. Te dik? Bouillon toevoegen. Te dun, even inkoken zonder deksel.

En nu? Proeven! 
Te flauwe soep brengt u op smaak met meer peper en zout, maar zeker ook met citroen, sap en/of schil (geraspt) of een glas witte wijn.
Pompoensoep is ook heel lekker met komijn en gember, maar dan is het wel een goed idee dit al eerder toe te voegen en aan te bakken, tegelijkertijd met het aanbakken van de groenten.

donderdag 20 november 2014

Nou! Hatsikidee! Maar waarom?


Vorige week kregen we (franse) vrienden te eten, een vriendin die ik ergens voor wilde bedanken, dus ik dacht, kom, ik kook eens een gang of vijf, zes. Gezellig, eet ik ook eens uitgebreid.
Deze vrienden dachten waarschijnlijk, tjee, die Nienkuu, die gaat vast heel hard koken, laten we maar iets aardigs meenemen. Wat dus helemaal niet de bedoeling was, want ik was juist bezig met een 'Dankjewel'. Maar blij was ik er wel mee, want naast een zeer chique fles Bourgogne (ohlala!), kregen we Pétards.
Pétards?
Oui! Pétards!

We wonen hier nu dik zeven jaar en hebben best al een feestje meegemaakt. Maar Pétards had ik jammer genoeg nog nooit voorbij zien komen. Gelukkig is mijn Pétards-loze leven nu voorbij en ken ook ik nu de geneugten van tja, wat is het, van een soort knal-bonbon. Hatsikidee! We kunnen nooit meer zonder.
Google Translate noemt het een 'voetzoeker', maar dat is het niet hoor. Het is een chocolaatje, in een vrolijk feestelijk glimmend glad papiertje met franjes. En daarbij zit een bruin strookje dat je niet moet opeten: daar zit 'em de knal.
Hier doen we het dus als volgt: we gaan midden in de keuken staan, Anneklaas (van 8) pakt de ene kant van dat bruine strookje en ik (veel ouder dan 8, maar zo voelt het op dat moment niet...) pak de andere kant. En dan roepen we één, twee, drie en trekken we allebei heel hard, met het hoofd afgewend en een opgewonden sprong. En dan volgt ECHT EEN ENORME KNAL! Direct overstemd door ons kletterend gelach. 
Top!

Maar ik snap er dus niks van.
Waarom een bruin strookje bij een middelmatig chocolaatje stoppen? En zou je dan, als keurige française, aan het einde van het diner, bij een koffie en een chocolaatje even discreet aan het strookje trekken voor een 'lekker knalletje'? Waarna je buurvrouw aan de feestdis hetzelfde doet? Waarom? En zijn die françaises dan niet bang om de vingers te bezeren, want dat strookje is namelijk best kort?
Een christmas cracker snap ik: een pakje dat je open wil maken en dat dat dan niet zonder een knal gaat, leuk, hilariteit, en dat er dan iets in zit dat je wil hebben, ook al is het nog zo onbenullig.
Maar de knal van de Pétard is niet nodig, want dat chocolaatje peuter je gemakkelijk uit dat papiertje en dat stop je in je mond. En dan heb je dat bruine strookje over. Wat leuk is. Geef ik direct toe. Maar ook vreemd.
Ik hoop dus nog eens ergens uitgenodigd te worden waar de Pétard een routineus onderdeel is van de avond. Dan zal ik u schrijven hoe dat verloopt. Tot die tijd springen en lachen wij erbij, in de keuken.

maandag 17 november 2014

Rillettes (dat kan echt iedereen), dus met recept


Een paté maken, dat is eigenlijk wel een beetje gedoe. Ik doe daar natuurlijk heel casual over, alle afzonderlijke handelingen zijn ook niet ingewikkeld, maar het zijn wel veel handelingen en het kost een paar dagen.
Nee, dan Rillettes. Ouderwetser dan dit wordt het bijna niet. Franser ook niet. En u dacht toch niet dat grand-mère ooit een geluidsarme roestvrij-stalen vleesmolen met hoogrendement inductiemotor had? Maar wel twee vorken en meer is er dan dus ook niet nodig.

Als u Rillettes maakt, doe dat dan als u gasten krijgt. U snijdt er handig plakjes van, met een salade en, zoals hier boven op de foto, met twee lokale mosterdsoorten, heeft u een voorgerecht dat indruk maakt en op de avond zelf weinig tijd kost.
Om nog meer indruk te maken, en waarom zou u dat niet willen, vertelt u nonchalant over andere vormen van Rillettes... dus hier een klein lesje, mocht u om gesprekstof verlegen zitten.
In rillettes uit Angers, een plaats in Frankrijk, zit varkensvlees maar ook gans. In Mans (een andere plaats) doen ze er kip of konijn bij in. Maar rillettes van alleen gans, kalkoen of eend is ook mogelijk (en lekker!). En in Parijs malen ze de rillettes (van varkensvlees) nog eens extra fijn, met een keukenmachine: stadse fratsen natuurlijk.
Ik houd het traditioneel en eenvoudig, met varkensvlees (ga naar een Goede Slager) en kruiderij die u allen al in de keukenkast heeft.

Recept voor Rillettes

1200 gram varkensvlees,
waarvan een ruime 2/3 vlees en een kleine 1/3 vet: 
ik neem bijvoorbeeld 400 gram varkensnek, 600 gram varkensspek en 400 gram varkensschouder (jaja... ik ben niet zo'n goede rekenaar, maar ik weet dat dit meer is dan 1200 gram: zo heeft u een beetje speling)
Die nek (ik neem eigenlijk 'gorge', dat is de keel, dat is heel vet, ik weet niet of dat in Nederland te koop is, praat maar even met uw slager) levert veel vet en een beetje vlees, het spek levert vlees en vet en de varkensschouder is vrij mager, maar ook hier zit weer een beetje vet aan. Kijk dus goed wat u uiteindelijk in de keuken heeft en zorg dat wat er uiteindelijk in uw pan terechtkomt ongeveer die verdeling 2/3 vlees en 1/3 vet is. Vreemde randjes, zwoerd, kraakbeen, etcetera snijdt u er natuurlijk af en gooit u weg (het zwoerd kunt u trouwens in dunne reepjes in een oven op 190° opbakken tot knapperige kaantjes, lekker op de salade).
Het vlees snijd u in repen, van zo'n 1,5 cm breed en 5 cm lang, maar vooral altijd met de draad mee. Het vlees gaat namelijk uit elkaar vallen, maar u wil een beetje 'bite' behouden, en zo vindt u straks lange draadjes (zoals in 'draadjesvlees') terug. Kijk dus goed naar de structuur van uw vlees.

Verwarm ondertussen uw oven voor op 220°, met warmte van boven.

De reepjes vlees legt u in een dikke braadpan die met deksel en al straks de oven in kan. Hier voegt u aan toe:
10 gram zout
flink wat vers gemalen zwarte peper
3 gram nootmuscaat
4 gram provinciaalse kruiden (of een combi van rozemarijn, tijm, oregano)
eventueel 8 kruidnagels
een half glas witte wijn (een sauvignon blanc bij voorkeur)
het sap van een halve citroen

Goed omscheppen zodat het vlees en de specerijen vermengd zijn en de pan zonder deksel een half uur in de hete oven zetten. Halverwege weer even omscheppen.
Zo wordt het vlees goed heet, ik vindt dat hygiënisch en hier en daar een bakrandje komt ook de smaak ten goede.

Maar niet te lang, want het geheim van Rillettes is het langzame garen. Na een half uur draait u de oven naar 95° en doet u de deksel op de pan. Als het geheel er erg droog uitziet, doe er dan nog een scheutje witte wijn bij. U kunt uw oven een paar minuten open laten staan, om het teveel aan warmte te verliezen.
En nu gaat u gerust iets leuks doen, want uw pan met vlees kan hier 5 uur staan. Een half uurtje meer maakt niet zoveel uit. Halverwege nog eens omscheppen is wel een goed idee.

Na die vijf uur begint de pret: u haalt de pan uit de oven, laat het iets afkoelen, u neemt twee vorken en u trekt nu het vlees in fijne draadjes uit elkaar. Dit gaat niet snel, maar erg moeilijk is het ook niet. Erg belangrijk wel, want hier hangt het succes van uw Rillettes vanaf!
Alle draadjes moeten uit elkaar gehaald en terwijl u dit doet vermengt het vlees zich met het vet. Ook vindt u hardere stukjes: als het niet lukt deze uit elkaar te halen, dan haalt u ze uit de pan en gooit ze weg, want te veel harde stukjes in de Rillettes is niet lekker. Het resultaat moet een stevige smeuïge saus zijn, licht wittig, want het vet is ondertussen een beetje gaan stollen.

U bekleed een cake-vorm met plastic huishoud-folie (zo krijgt u later de Rillettes makkelijk uit de vorm) en hierin stort u uw vlees. Dek ook de bovenkant af met plastic folie.

Zet in de koelkast en beheers u tenminste 3 dagen: zo kunnen de smaken goed intrekken en wordt het vlees nog smeuïger. U kunt het ook nog iets langer bewaren: maak het dit weekend en eet het volgend weekend. Zo handig!

Denk eraan dat de Rillettes het eenvoudigst in plakjes gesneden kunnen worden als deze heel koud is, dus direct uit de koelkast. Leg die plakjes dan op het bord waarop u ze straks ook wil serveren en wacht een kwartier of half uur met daadwerkelijk opeten, want ijskoud is niet zo fijn.

donderdag 13 november 2014

De Saint-Pourçain-sur-Sioule of hoe we op een woensdagochtend zomaar verrast werden


Vriend J kwam logeren. Dat was inderdaad leuk, maar het wordt nog leuker... J maakte een uitstapje, dat doen mensen dan. Hij bezocht de wijnunie (of coöperatie) in Saint-Pourçain, 'ons' wijngebied, en nam een paar flessen mee terug. Gelukkig was het het einde van de middag en wist J de weg in onze keuken, dus voor ik het wist, had ik een glas rood. Mooi, hoor ik u denken, fijn voor Nienke. Maar eigenlijk was ik niet zo blij, want stiekem ben ik niet zo enthousiast over de meeste wijnen uit onze regio. We doen wel eens een ontdekking in de buurt, maar een aantal jaar geleden was de wijn van de wijnunie niet top en, toegegeven, ik ben zo langzamerhand wel een beetje een verwende zeikerd als het om wijn gaat.
Kortom, de verrassing was groot toen dat glas erg lekker bleek. Veel voller dan ik verwachtte en ronder en bessiger en... nee, hier stop ik met het zoeken naar vergezochte metaforen voor de smaak van wijn, straks haal ik de smaak van de stal, de geur van grootvaders leren jas, de appels van mijn oudtante er nog bij en wordt het gênant.

Hoe dan ook, een paar dagen later zijn H en ik zelf gaan kijken. En proeven. En werden we weer verrast. Want de fles van vriend J was geen toeval, er was veel keus en er was veel lekkers bij Onze Wijnunie. En leuker, de directeur nam alle tijd, vertelde veel, gaf een rondleiding en was zelf aangenaam blij met zijn tent en zijn product.
Het is niet de bedoeling dat ik nu een opsomming geef van hun wijnen en waarom u ze zou moeten komen proeven. Ze hebben zelf een website (klik hier), nota bene in het engels. 

Toch, eentje wil ik er wel even uitlichten, namelijk de Lo Mountogno 2009, een rode wijn die bestaat uit 25% Pinot Noir en 75% Gamay. Zelf vinden ze dat deze een elegant aroma heeft van rode kersen, zwarte vruchten en een puntje peper (inderdaad, ze hebben ook een folder). 
Maar wat ik spannender vind: ze nemen de wijn mee uit rijden en uit logeren. 
Ja echt.
De druiven komen gewoon hier uit de buurt, van de beste wijnboeren, want de wijnunie hier selecteert streng. Dan maken ze de wijn in Saint-Pourçain, stoppen deze, als de tijd daar is, in flessen en die flessen gaan in kratten. Die kratten reizen dan naar een berghut op 1000 meter hoog, van vulkaansteen (grijs, onze trap is van dezelfde pierre Volvic, dat u misschien weer herkent van het bronwater, klopt, dat komt dus ook hier vandaan). De muren van die hut zijn zo dik en daarbij ligt hij half in de berg, waardoor de temperatuur constant laag is, maar het vriest er nooit. En na anderhalf jaar mogen de flessen weer terug naar huis, krijgen ze een etiket en kunnen wij ze kopen.
Tja. Humbug. Onzin. Toch?
Maar de man van de wijnunie vertelde me dit zo enthousiast en gepassioneerd. Ik geloofde het volkomen, want deze wijn is inderdaad erg lekker. Ik probeerde nog een kritische noot, of hij dan ook een paar flessen achter gehouden had, om het verschil te proeven: "O ja, natuurlijk, en ja, het verschil was natuurlijk groot, de flessen met logeerpartij waren beter, veel beter".
Zou ik ook zeggen.
Maar dat klinkt niet lief. En dat moet nu eigenlijk wel, want ik heb ten onrechte de afgelopen jaren de lokale wijn onderschat. Dus, omdat het nooit te laat is, kom vooral lekker hier eten, mét lokale wijn en voor een uitstapje zeker even langs de wijnunie. Ze hebben er zelfs wisselende exposities, kunst, omdat hij dat leuk vindt en bij wijn vindt passen. Mooi toch.


dinsdag 11 november 2014

Rabarbertaart met rabarberkaramel of in het frans Gâteau Rhubarbe, met recept



Het is herfst, dus u heeft taart nodig. Warm, zoet, comfortabel en gezellig zelfs, ik zeg het maar gewoon. U kunt op een regenachtige zondagmiddag, de wind om het huis, samen met de kinderen de keuken in, lekker bakken... om u maar even een kitscherige scene te beschrijven. Of, meer waarschijnlijk, even snel een taart in elkaar flansen omdat u dit weekend ook nog gasten krijgt (wat misschien een reëler beeld is, het leven is immers niet altijd zo romantisch als mijn franse rozenbordjes doen vermoeden).

Wanneer dan ook, deze taart is eenvoudig, snel en prima. Eigenlijk is het gewoon cake (met een paar extras), maar in een ronde vorm wordt cake zomaar taart en is iedereen meer onder de indruk (en dat willen we natuurlijk). En u moet vooral niet vergeten dit hilarische filmpje (hier klikken)  te bekijken.

U heeft nodig: rabarberjam.
Dat kunt u zelf maken als het rabarbertijd is (voorjaar / zomer) en dan maakt u natuurlijk genoeg om ook in herfst en winter taart te kunnen bakken. Ook lekker bij kaas, trouwens, rabarberjam.
Gebruik op 1 kilo rabarber (schoon en in stukken van 10 cm) 800 gram suiker, 1 over de lengte open gesneden vanillestokje en het sap van 1 citroen. Dit aan de kook brengen, 5 à 10 minuten zachtjes laten pruttelen, een schepje op een koud bordje leggen om te kijken of de jam al dik genoeg is: zo nee, nog even doorpruttelen, zo ja: klaar.
U kunt natuurlijk ook een potje kopen. U heeft voor deze taart een kleine 200 gram nodig.

Voor het taartbeslag klopt u met mixer of keukenmachine heel hard en wel zo'n 4 minuten:

  • 5 eieren
  • 200 gram suiker

Hier voegt  u aan toe, wederom hard mengen:

  • 250 gram bloem
  • 225 gram gesmolten boter
  • een theelepel bakpoeder
  • een snuf zout
  • een halve theelepel kaneel
  • een halve theelepel (nee, nog minder) nootmuscaat

Daarna roert u er voorzichtig doorheen:

  • 175 gram rabarberjam

Het beslag is klaar, nu de bakvorm. Ik gebruik een siliconenvorm, dan komt de taart straks makkelijk uit de vorm. Voor de rabarberkaramel bestrijkt u de bodem van uw taartvorm met:

  • zo'n 4 eetlepels rabarberjam, de bodem moet met een dunne laag bedekt zijn
  • en daaroverheen strooit u een dun suikerlaagje

Hierop schept u, voorzichtig, uw taartbeslag.

In een voorverwarmde oven op 160° zo'n 40 minuten bakken. Maar dit is echt afhankelijk van de maat van uw vorm, uw oven en weet ik het, de stand van de sterren(!?), dus controleer na 35 minuten met een breipen  of andere prikker hoe gaar de taart is: steek uw pen in het midden. Deze moet er net niet droog uitkomen. Het luister nauw, dus gewoon na een paar minuten weer prikken.
Uit de oven maar in de vorm een (dik) half uur laten afkoelen. En dan een bord (of, voor meer indruk, een taartplateau) bovenop de vorm leggen, omkeren, vorm voorzichtig 'omhoogtillen', klaar.
De kans is groot dat er toch een beetje van die caramel onderin uw vorm is blijven plakken. Gewoon er uitschrapen en bovenop de taart smeren.

Serveren met een schepje crème fraiche waar u een lepel rabarberjam en (vanille)suiker doorgeroerd heeft. Op de meest tuttige bordjes die u heeft natuurlijk.

maandag 10 november 2014

Pompoentaart ofwel Pumpkin Pie ofwel Gâteau au Citrouille, met recept


Halloween is voorbij, dus u kunt weer pompoen eten zonder dat u het gevoel heeft mee te doen aan een trend die u wordt opgedrongen door wie dan ook (de Amerikanen of erger De MarketingMensen van de Grootwinkelbedrijven???). Vreemd is dat de anti-amerikaanse fransman uitbundig voor Halloween gevallen is en er dus overal pompoenen te koop zijn, ook of vooral van plastic, en dan voornamelijk ter decoratie. En plastic maskers natuurlijk, voor het enge. Plastic spinnen, vleermuizen, spinnenwebben voor in de hoek van de kamer. En eng snoep (dat stiekem ook van plastic is, denk ik) in de vorm van oogbollen en dracula-tanden voor kinderen die met die maskers bij je aan de deur komen. En als dan naast jouw deur zo'n pompoen ligt met een puntige heksenhoed ernaast... tja, helemaal goed...

Hoe dan ook, hier het recept voor pompoentaart, echt erg lekker, met een knapperige bodem van zanddeeg en een stevige creamy vulling, die een beetje doet denken aan een 'flan', maar absoluut gezonder moet zijn, want er zit immers groente-uit-de-eigen-moestuin in (pompoenen kweken kan iedereen, zelfs in onze Amsterdamse groenstrook groeiden ze).

Begin met het deeg voor de korst: zanddeeg, volgens het principe 1-2-3-en-een-eitje:
  • 100 gram suiker
  • 200 gram boter
  • 300 gram bloem
  • 1 ei
Goed mengen tot een mooie bal, inpakken in plastic (zakje), uurtje laten rusten (of een dag), dan pas gebruiken: bekleed de bodem en de zijkant van een taartvorm en bak de bodem 15 minuten voor op 180°, met bonen of kleiparels erop (die je er dan daarna weer afhaalt - duh).
Ondertussen maakt u pompoenpuree (er bestaat ook pompoenpuree in blik, voor de amerikanen, maar die gebruiken wij natuurlijk niet, nee, ha, daar lachen we om, dat soort valsspelerij en daarbij is het echt geen gedoe):
  • pompoen in stukken snijden, zaadjes eruit halen en dan een dik half uur op 180° in de oven laten garen: nu kan het vruchtvlees er zo uit geschraapt worden
  • vruchtvlees in een zeef zeker een kwartier laten uitlekken en pureren
Dan maakt u de vulling en daarmee de taart:
  • 450 gram pompoenpuree (zie hierboven)
  • 50 gram suiker
  • 50 gram vanillesuiker
  • 1 eetlepel bloem
  • 2 licht geklopte eieren
  • 350 gram gecondenseerde melk (of de helft vervangen door room, dan wordt het minder zoet)
  • 1 (grote) eetlepel water
  • 1/2 theelepel zout
  • 1 grote theelepel speculaaskruiden

Alles goed mengen en de voorgebakken korst mee vullen:
15 minuten in de oven op 200° daarna 35 minuten (of meer: totdat het midden stevig is) op 175°.
Zo makkelijk is het.



donderdag 6 november 2014

Soupe aux pigeons et courgette grillé ofwel soep van duivenbouillon en gegrilde courgette, met recept


In het bericht hieronder leest u hoe ik zomaar opeens in het bezit kwam van vier complete maar dode duiven en hoe ik die moest ontdoen van allerhande, om er iets lekkers van te maken, zodat ik buurmand B niet zou beledigen. Inderdaad, het leven op het Franse platteland is niet altijd eenvoudig.
Het resultaat, gebraden duif op een grove wortelpuree met een lichtzoete rodewijnsaus, klinkt lekkerder dan het eigenlijk was: een paar hapjes (van een duif blijft weinig over) enigszins droog vlees. 

Toch kon ik er kennelijk geen genoeg van krijgen. 
Nadat we die paar hapjes duif genoten hadden, bleven er vier karkasjes over. Ergens achterin het hoofd meende ik me te herinneren dat ik ooit eens iets gelezen had over duivenbouillon. En omdat weggooien altijd nog kon, heb ik 's avonds de karkasjes met een wortel, prei, selderij, ui, peterselie, een paar peperkorrels in een pan gedaan, koud water erop tot ze allemaal onder staan en zo ontstond de bouillon helemaal vanzelf. Ik snap dan ook echt niet waarom mensen bouillonblokjes kopen, als het zelf maken van bouillon minder werk is dan het onderin je altijd te rommelige kast opzoeken van die kleine zoute vierkantjes, maar daar gaat het nu niet over.

De volgende dag had ik dus duivenbouillon en dat rook verrassend lekker. Bij die sterke herfstige geur, het leek op wild maar toch anders, zocht ik een groente die de bouillon tot soep zou kunnen maken. Mijn oog viel op de courgette van buurvrouw F, een joekel van 60 centimeter, die ze me gaf met de waarschuwing "alleen voor in de soep hè Nienkhuu, alleen voor soep, voor iets anders is deze niet lekker genoeg". 
Maar om nou niet-lekkere courgette in mijn exclusieve boejonnetje te mikken? Dus dan maar lekker maken door de courgette in plakken met goede olijfolie, knoflook, zout, en citroen te grillen. Dat rook in ieder geval prima en die grill-smaak zou het goed doen bij m'n duiven. Ik werd wel enthousiast van het experiment.
De gegrilde courgette heb ik bij de bouillon gedaan en dit een half uurtje samen net tegen de kook aan laten pruttelen. Als u dit ooit thuis zou willen maken, het zou kunnen, neem dan 2 flinke courgettes op een dikke liter duivenbouillon.
Daarna het geheel met de staafmixer gepureerd.
En het daarna door een (middel-fijne) zeef geroerd.
Mooi! 
Toen op smaak gebracht, met een klein scheutje witte wijn, een beetje room, peper, zout en een piepklein beetje suiker. Echt lekker.
En geserveerd met kervel, dat gaf nog een extra geur en smaak die er goed bij paste, plus een fris groen omdat het oog wat wil. Daarbij was het meteen een originele bestemming van de kervel die H altijd koopt en waar ik nooit zoveel raad mee weet, behalve kervelsoep (maar dat vind ik veel te 'seventees').
Dus. Zo had ik zomaar bijzondere soep. En nu kunt u dat thuis ook. Tenminste, als u een buurman heeft die u zo nu en dan een paar duiven komt brengen.

donderdag 16 oktober 2014

Duiven plukken


Nee, er staat geen schrijffout in de titel, het gaat hier niet om druiven, maar om duiven, van die grijze, met snaveltjes en pootjes en veertjes, veel veertjes. En meer precies, om de duiven waar buurman B vanmorgen mee in mijn gang stond, glunderend van oor tot oor. Hij wist zeker dat hij mij een enorm plezier zou gaan doen, hij ging mij vier duiven geven. Vier dode duiven.
Jaren woonde ik in Amsterdam en dus zit er diep in mij verankerd: duiven zijn vies, vliegende ratten, lopen in de weg, bah. Maar nu woon ik op het Franse platteland en dan zijn de dingen anders, dus ik schakelde snel en riep niet 'getsiedekkie ieeek' maar kuste buurman B hartelijk gedag en mompelde iets fransigs als "alors, eeh, pigeons?" wat zoiets betekent als "nou nou, duiven?"

Jaja, het was een buitenkansje via vriend P, vertelde B, en toen dachten ze samen, jaja, tjonge-jonge, we geven ze aan Nienke, want die wordt vast reuzegelukkig van zo'n delicatesse.
Eigenlijk begreep ik toen pas echt dat ik net vier dode vogels cadeau gekregen had, met nog alles erop, eraan en erin, snaveltjes, pootjes, veertjes. En dat niet alleen. Ik begreep toen ook dat ik ze moest ontdoen van buiten- én binnenkant, om ze daarna op te eten. Waarbij dat laatste het minst erg is, want ik heb wel eens duif gegeten, in een restaurant, keurig op een bordje en ik geloof dat het wel lekker was.
Een beetje gaaf vond ik het wel, dat mijn franse plattelands buurmannen denken dat ik weg weet met hele vogels.
Maar toch.
En dus.
Ondanks die lichte tevredenheid met mijzelf, moest ik hulp organiseren bij het schoonmaken van die duiven. Want wie doet zoiets ooit?
Daar werd buurman weer tevreden van, want kennelijk had ik zijn Vaardigheden Nodig en dat maakte hem Belangrijk. Hij ging meteen een beetje rechter staan.

's Avond kwam hij terug. En ondertussen waren er bij mij gasten aangekomen die hier al jaren komen. M was wel benieuwd...
En zo stonden we gezellig met elkaar, buiten, in de herfstige avondschemering vier duiven te ontdoen van allerhande. En na een uurtje gedoe, ik zal u de details besparen, leken het keurige kleine kipjes, het polystyreen schoteltje van de supermarkt ontbrak.

De dag erna hebben we ze opgegeten. Tja. Wat zal ik zeggen. Mijn franse buurman B leest geen Hollands, dus ik kan hier wel eerlijk zijn: het was wel veel gedoe voor een paar kleine toch wel stevige, we zouden zelfs taaie kunnen zeggen, hapjes... Lekker van smaak, licht wild, een beetje leverachtig. Ze hebben gewoon te weinig vet, die duiven. Dat verbaast hè?
Tegen de buurman zal ik positiever zijn. Maar niet tè, want dan loop ik het gevaar dat ik ieder weekend duif cadeau krijg. Hoe dan ook, het levert wel weer een mooi verhaal op. En dat is zeker ook wat waard.

dinsdag 22 april 2014

Stoofvlees voor voorjaar & zomer


Aan stoofvlees plakken we al snel herfstige boswandelingen, rode wijn na een sneeuwballengevecht en andere winterse dingen. En dat is ook fijn. Maar ik vind echt en oprecht langzaam in wijn en kruiderij gegaard rundvlees ook lekker in voorjaar en zomer. Met een kleine aanpassing misschien.
En vind u geen tijd voor stoverij? U kunt dit makkelijk een avond vooruit maken, als u toch staat te koken. Laten stoven terwijl u eet, het journaal kijkt en de kinderen naar bed brengt. En de volgende avond heeft u alles al klaar, even warm maken, glas wijn inschenken, buiten zitten.

De basis is het zelfde, dus hierbij mijn recept voor stoofvlees, voor 6 personen

1 kilo niet te mager rundvlees geschikt om te stoven (ik neem meestal Jarret de Boeuf van de Charolais koe, dat is een  stuk onderaan het dijbeen, zonder bot)
100 gram spekjes
2 uien, in niet te kleine stukken
2 tenen knoflook (meer of minder kan ook, naar smaak), gehakt
8 tot 12 wortels, geschrapt en gesneden in stukjes van zo'n 2 cm
2 tot 4 handjes rozijnen
6 blaadjes laurier
1 flinke eetlepel tijm, liefst vers natuurlijk, zonder de takjes
grove peper & zout naar smaak
2 eetlepels bloem
een have tot een hele fles rode wijn (neem een redelijk goede en dus niet die goedkope of die fles die u eens kreeg en niet lekker vond... u moet het straks opeten en dat proef je toch)
een flinke scheut rode wijnazijn
druivenpitolie of zonnebloemolie
roomboter

Zorg vooral dat uw vlees niet te koud is.
Haal uw vlees 's morgens uit de koelkast als u 's middags begint met koken. Het vlees moet op kamertemperatuur komen (anders wordt het taai) en dat lukt niet in een half uurtje...

Verwarm uw oven op 150°.
Snijd het vlees in blokjes van zo'n 2 bij 2 cm, doe in een ruime kom en voeg flink zout, peper en bloem toe. Meng het met uw handen, zodat alle blokjes voorzien zijn van een laagje bloem/zout/peper.
Neem een gietijzeren pan, de grootse die u heeft, zet op een hoog vuur, olie in de pan en heet laten worden.
Als de pan en de olie goed heet is, leg dan voorzichtig een kwart van het vlees in de pan, laat het vuur hoog staan en geef de stukjes vlees rondom een mooi bruin korstje. Dit kost een paar minuten. U haalt het vlees uit de pan, even in een schone schaal parkeren en u bakt het volgende kwart. Eventueel olie toevoegen. Totdat al het vlees mooi aangebakken is.
Gooit u nou snel-snel al het vlees in één keer in uw pan, dan koelt uw pan zo af, ook al is uw vlees goed op kamertemperatuur, dat het niet mooi aanbakt, vocht verliest, taai wordt, bah. Niet doen dus.

Als uw al uw vlees heeft aangebakken, bakt u de spekjes even aan en ook die parkeert u, dat kan gewoon bij het rundvlees.
Nu zet u de pan op een iets lager vuur, een klont boter erin, smelten. De pan heeft u tussendoor niet schoongemaakt, dus onderin liggen nog allerlei smakelijke stukjes. En dat is natuurlijk goed. Als de boter is 'uitgebruisd' de uien toevoegen en als deze half-glazig zijn ook de knoflook. Als de uien helemaal glazig zijn het vlees en de spekjes toevoegen, even omroeren en een flinke scheut azijn erin. Daarna een glas wijn. En dan ook de wortels, rozijnen, laurier en tijm. 
Nu de pan afvullen met rode wijn en als dat heel veel wordt, kan er een scheutje bouillon of water bij: het vlees moet (bijna) onderstaan.

Alles zit erin: nu kan de pan de oven in. In de oven gaart het rustig en gelijkmatig, u heeft er geen omkijken naar. Ga rustig in de tuin zitten en kijk na 2 uur eens of er nog vocht bij moet. Even omroeren. In totaal kan het vlees 3 tot 4 uur in de oven staan garen.

Een half uur voor het serveren zet u de pan weer op het fornuis, op een laag vuur. Zeg tegen uzelf en uw huisgenoten: pas op, er staat een hete pan op het vuur, ook de deksel is heet, pak 'em niet zonder handschoenen eraf... (ik spreek uit ervaring en ja, dat doet pijn en ja, merkwaardigerwijs, merk je pas als het veel te laat is dat die knop van het deksel Heel Heel Heet is).
U bekijkt of er genoeg saus in de pan zit, het moet er smakelijk uit zien. De saus te dik: even proeven en dan naar smaak wijn of bouillon of water toevoegen. Als de saus te dun is, kan ook gebeuren, dan een beetje laten inkoken (zachtjes) of stiekem een heel klein beetje smokkelen met aardappelzetmeel. 
Ik vind: beter de saus iets te dik dan iets te dun (wat zou Freud hiervan vinden... of zou hij geen culinair psychologische opinies hebben gehad?)
Sowieso moet u nu even proeven en wellicht zout of peper of misschien een beetje meer azijn en/of suiker toevoegen. Het moet een beetje spectaculair smaken natuurlijk, niet te laf.

Serveren met een salade en/of een mooi nieuw in de schil gekookt aardappeltje. Ik heb er, zie foto, een appel bij gesneden; appels passen goed bij het licht zoete vlees en de wortels. Dat is toch heel zomers en fris zo?  En het scheelt een hoop gedoe met de bbq.

Overigens, als u de rozijnen en de azijn weglaat, wordt het resultaat een beetje klassieker. Dan kan er ook nog een champignonnetje bij in.
Of, ook zonder de rozijnen en azijn, u voegt tegelijkertijd met de wortels een paar tomaten in stukjes en een halve citroen toe (ja, de 'hele' halve citroen, dus niet alleen het sap, gewoon met schil en al erbij, wel even de pitten eruit halen). Dit wordt heerlijk fris. Serveren met gehakte peterselie, geraspte citroenschil en pasta met olijfolie en parmezaanse kaas. Op naar de lange zomeravond!

maandag 21 april 2014

Asperges... recept voor een voorgerecht en een recept voor aspergesoep

Asperges... eigenlijk snap ik de hysterie niet zo goed. Ze zijn er maar kort en ze zijn teer en het is een gedoe om ze te kweken en (daarom?) duur. Maar zijn ze nou echt zo lekker als wij elkaar wijsmaken? Ik geloof het niet. Maar goed, ook hier was het Pasen en De Mensen vinden ze lekker, dus ook hier begonnen wij het Paasmenu met asperges. 
Mooie asperges vond ik. Mooie dikke, daar houden Fransen van. En ze zijn helemaal niet moeilijk klaar te maken:

Asperges wassen en 2 keer schillen, met de dunschiller, beginnen onder 'de kop'.
Dan de onderkant eraf breken. Niet snijden, breken. Dan breekt u het 'houtige' harde deel eraf - als u het eraf zou snijden, weet u niet precies waar dat deel begint, als u breekt weet de asperge het zelf.
U doet de schillen en de onderkantjes in een flinke pan met ruim water en zout en brengt dit aan de kook.
Daarna de geschilde asperges erbij, koken. 
Ik leg ze zo rechtop mogelijk in een frituurmandje (dat ik nooit gebruik om te frituren). 
Als u keurig genoeg bent, dan heeft u vast ooit eens een aspergepan voor uw verjaardag gekregen en dan gebruikt u deze natuurlijk (ik heb er geen, maar, toegegeven, het is wel een handig ding). De koppen van de asperges moeten namelijk niet zo lang koken als de onderkant en als u ervoor kunt zorgen dat ze rechtop, net boven het water uitkomen, dan stoomt u de kopjes als het ware gaar en zijn ze tegelijkertijd met de onderkant goed.
De dikte maakt uit hoe lang ze moeten koken, dus neem twee extra, om tussendoor te proeven. Denk aan 5 minuten voor dunne en 15 voor dikke.

Ondertussen maakt u een mooi bordje op met een flinke lepel gehakt ei, reepjes gekookte ham (van de goede slager hè), u verwarmt langzaam een beetje roomboter of u maakt zelf mayonaise (mijn voorkeur van dit voorjaar) en u legt er een stukje goed brood erbij... Tja, de gedachte dringt zich aan mij op dat we zo een oude aardappel ook wel lekker krijgen... Maar goed, het hoort erbij, het is voorjaar, we eten asperges.

U tilt uw mandje gare asperges uit uw pan en legt deze een beetje leuk op uw bordje lekkere dingen (voor de soep, zie het recept hieronder, laat u de pan met schillen op het vuur staan en houdt u een paar asperges achter).
Eet smakelijk.

Recept voor aspergebouillon en romige aspergesoep

De pan met schillen, overgehouden na het koken van asperges, gooit u niet weg. U maakt nu namelijk vanzelf en zonder veel gedoe aspergebouillon en/of soep. En dat is erg lekker, vindt ook deze aspergescepticus. U kunt er nog een deel kippenbouillon aan toevoegen, dan wordt het misschien nog wel lekkerder (maar minder vegetarisch).

Aspergebouillon
Aan het water met de aspergeschillen en -onderkantjes, na het koken van de asperges, een glas (of twee) droge witte wijn toevoegen en rustig nog een uurtje (of twee) zachtjes door laten koken. Eventueel kippenbouillon toevoegen. 
Tussendoor proeven. 
Smaakt het nog wat flauw en lost zich dat niet op met een snuf zout, dan een poosje inkoken, zonder de deksel op de pan.
Als u goed proeft, weet u wanneer het het goed is.
Echt.
Afgieten in een andere pan, door een hele fijne zeef, eventueel met een schone doek erin. 
Nu heeft een een goudkleurige bouillon, die zo al heel lekker is.

Met een vooruitziende blik heeft u een paar asperges achtergehouden. Deze snijdt u in kleine stukjes die makkelijk op de soeplepel naar binnen kunnen, anders wordt het geknoei en u wilt geen spetters op de zondagse das van uw schoonvader. Deze stukjes voegt u toe, net voordat u de bouillon serveert, als u het nog even goed heet maakt.

Romige aspergesoep
En toen stond daar dus een zeef in de keuken, met schillen en die asperge-onderkantjes. Zomaar weggooien? Hè nee. Dacht ik.
Dus viste ik die onderkantjes tussen de schillen uit en heb ze met een dikke lepel crème fraiche gepureerd met de staafmixer.
Het smaakte lekker, heel sterk naar asperge (zo blijken ze toch een eigen smaak te hebben!), maar ik kreeg wel 'houtige dingetjes' in m'n mond. Niet lekker. 
Die houterigheid (dat toch iets heel anders?) kreeg ik eruit door de puree door een zeef te wrijven.
Wat overbleef was een lobbige romige aspergepuree. Toplekker!
Toen werd ik overmoedig en probeerde ik ook de schillen met room te pureren, maar dat bleef een draderige bende die bijna m'n staafmixer vermoorde. Dus probeert u dat maar niet.

De aspergepuree kunt u door de bouillon roeren voor een egaal romig effect of als een een schepje later, per kom of bord, toevoegen, voor meer variatie in de soep. Het lijkt een beetje gedoe, maar het viel wel mee en maakt de soep tot nog lekkerder soep.

dinsdag 1 april 2014

Spek en hoe het verder gaat...


U bent natuurlijk heel benieuwd hoe het gaat met ons spek op zolder. Ik kan u gerust stellen: heel goed. Ondertussen is het te warm geworden, dus het droogproces op zolder is gestopt, het spek ligt nu, deels in plakjes, in de koelkast. Klaar voor gebruik.
En dat kan heel klassiek, bij het zondagse ontbijt. Maar ook zonder dat we het bakken, in dunne plakjes bij de borrel (zie foto). Het smaakt namelijk echt beter, veel voller, dan spekjes uit een plastic doosje.

En laatst maakte ik een klein bieten-voorgerechtje: een sjalotje glazig bakken, een paar fijn gesneden plakjes huisgedroogd spek (het klinkt ook mooi hè, huisgedroogd spek) aanbakken, gekookte bietjes in kleine stukjes erbij, afblussen met een beetje rode wijn en balsamico en naar smaak zwarte peper (veel!), zout en suiker (weinig) toevoegen. 
In een droge anti-aanbak-pan had ik een paar plakjes uitgebakken, tot ze knapperig zijn. Dat gaat met dit spek veel beter dan met die plakjes uit de supermarkt (ik heb daar wel weer een mening over, maar laat maar even...). Die plakjes kan je dan heel kek op de bietjes leggen. Geserveerd met een paar blaadjes witlof. Lekker! Het was al op, toen pas dacht ik dat een foto ook wel leuk zou zijn geweest. Een volgende keer.

maandag 31 maart 2014

Nieuw! Nieuw?


Een paar weken geleden kreeg ik mail van Joris. Joris is van de site goedkoopstevliegtickets.nl en of wij, in ruil voor een link op zijn website, reclame voor hem wilden maken. Goed idee, want ik ben een oprecht voorstander De Nieuwe Economie. Maar waar ben ik dan eigenlijk voorstander van?
Met Joris kunt u goedkoop naar ons toe vliegen. Dat is mooi: u bent snel, want rechtstreeks vanaf Amsterdam naar Clermont-Ferrand, van uw thuis bij ons in de tuin. En uw vakantie of weekend 'even helemaal niks & lekker eten' kan beginnen. Dus reclame voor Joris begint met eigenbelang.

Eigenbelang, mag dat wel van De Nieuwe Economie? We vinden het eigenlijk is niet zo keurig hè. Wij Nieuwe Economen zeggen dat we houden van Ruilen en Delen en Geven, in willekeurige volgorde. En van Duurzaamheid. Vliegen is natuurlijk niet zo duurzaam. Groenten uit de moestuin van mijn buurman gebruiken wel (geven). Die mijn oude brood gebruikt als voer voor zijn dieren (ruilen). En die onze aanhanger of houtklover gebruikt bij klusjes (delen). Wij zijn goed bezig.
En zo maak ik reclame voor kidsproof.nl, waar per regio heel handig leuke en nuttige dingen voor (gezinnen met) kinderen verzameld zijn. En zij weer voor mij.
En zo regel ik Frans meel voor een nieuwe kookwinkel in IJmuiden, Lavacooking, gewoon, omdat de eigenaren aardig zijn en ik u een adres kan geven voor ons bloem in Nederland.

Maar is dat nieuw? Is dit niet de manier waarop de hele wereld leefde en werkte tot we hier in Het Westen ergens in de jaren '70 / '80 belandden en alles sneller, harder, beter moest? En iedereen overal voor kon en wilde betalen. Sterker nog, de 'yuppie' had pas plezier als er flink veel geld over de balk ging.

En nu lijkt het erop dat we weer een beetje normaal gaan doen. Dus als u iets van mij wil lenen, dan kan dat. En als u wilt koken zoals wij hier koken, dan leest u mijn blog en mijn recepten. Gratis. Delen. Geven. Alsof ik bang ben dat u ook een Château des Edelins begint?!
En daar raken we de essentie: niet bang zijn. Doe waar u goed in bent, wees aardig en niet bang voor anderen. Maar of dat Nieuw is?

(Geen zorg: morgen gaat het weer over eten.)

zondag 30 maart 2014

Paté de Campagne met noten


Notenpaté, dat kan ook. Eigenlijk is het iets voor de herfst, maar in het voorjaar zijn ook 'herfstige dagen'...
Zie voor het recept mijn blog van gister: Paté de Campagne. En voeg in Stap 2, tijdens het vullen van de vormen, de nootjes toe:
Na het malen van het vlees vult u de patévorm:
leg een laag vlees in de vorm van anderhalf à twee centimeter;
strooi hierop 2 à 3 handjes gemengde ongezouten (ongebrande) noten - alleen walnoten of een andere variant kan ook, gewelde rozijnen kunnen er ook bij in;
vul de vorm af en vervolg het recept.

Bij het serveren kunt u de nootjes terug laten komen: los op het bord, gehakt in een sausje of zoals hier op de foto, in een worstje. En vergeet de (pittige) mosterd niet.

zaterdag 29 maart 2014

Paté de Campagne, zelf maken


Paté maken is niet moeilijk. Paté de Campagne heet het, paté van het land, van de boer, zou die boer zin en tijd hebben in allerlei ingewikkelde culinaire strapatsen? Wel nee. Dus u kunt het ook, paté maken. Het kost een beetje planning: als u in het weekend paté wil, dan begint u op woensdag of donderdag en dan komt het helemaal goed. Lees het hele recept voor alle ingrediënten.

Paté de Campagne, recept

Stap 1, dag 1, ingrediënten:
500 gram varkensschouder
250 gram varkenslever
250 gram varkensspek (vers, naturel)

Snij het vlees in repen van een kleine 2 cm breed. Doe dit in een afsluitbare container en doe daarbij: 3 tot 5 tenen knoflooktenen (afhankelijk van de grootte van de tenen en uw zin in knoflook, weglaten kan ook, maar ik zou toch minimaal 1 teentje erin doen)10 zwarte peperkorrels; 2 sjalotten; 5 takken peterselie; 1 dl witte wijn; 1/2 dl cointreau.
Laat dit 1 nacht in de koelkast staan 'marineren'.

Stap 2, dag 2:
Haal het vlees maar ook de knoflook, sjalot, peterselie, door de vleesmolen, gebruik het grove mes. Meng daarna ook erdoor: 15 gram zout; 1 ei; 1 grote eetlepel bloem. 
En kijk hoeveel vocht er nog bij moet (niet te nat - niet te droog moet het resultaat zijn…). Vul een patévorm of een cakevorm. Er is genoeg voor 2 'standaard' cake-vormen. 

In de voorverwarmde stoomoven, op 170°, ongeveer een uur, maar in ieder geval tot de kerntemperatuur 70° is.
In een gewone oven met au bain marie: de vormen in een bak met kokend water zetten.

Stap 3, nog steeds dag 2, uit de oven en in de koelkast:
De patés uit de oven halen (maar in de vorm laten zitten).
Een dekseltje van aluminiumfolie maken.
Iets zwaars, bijvoorbeeld 2 blikken, er bovenop leggen. En zo, minimaal 1 nacht, in de koelkast laten staan.

Daarna pas serveren, dus op dag 3 of 4 of 5. Met een zuur augurkje bijvoorbeeld, grove mosterd en zelfgebakken brood. En ook een zoetig sausje, zoals hierboven een bosbessen-saus (1/2 glas bouillon en 1/2 glas rode wijn inkoken tot de helft, 2 à 3 eetlepels bosbessenjam toevoegen, iets inkoken en naar smaak zout / peper / citroensap toevoegen).