woensdag 26 november 2014

Pompoen-wortel-soep



Vriend D schrijft 'vuile hippiegroente', maar hij kan het niet helpen, hij schrijft strips en is daarmee natuurlijk kunstenaar en dus, gewild of niet, überhippie (alsjeblieft D). En dat geeft niks, want pompoen is prima. Als het herfst of winter is, als je taart of soep wil, als het een beetje snel en handig moet en toch gezond, als je hippie bent of helemaal niet. En ook in het voorjaar en de zomer is pompoen prima, want in het voorjaar zijn het de makkelijkste zaadjes die je in de grond kunt stoppen en in de zomer groeit het allemaal vanzelf, beter kan niet.

En als een mens pompoen heeft, dan heeft een mens al gauw veel pompoen. En dan is soep natuurlijk fijn. Het kan er maar staan, op het fornuis, zo'n grote pan, waar iedereen een kopje uit krijgen kan.

Recept voor pompoensoep

1 liter kippenbouillon
een paar flinke stukken pompoen, met schil (die kan gewoon mee de pan in), maar zonder zaadjes (die schraapt u eruit, afwassen, op een theedoek leggen en laten drogen, dan kunnen ze komend voorjaar zo de grond in) en in stukken van 2 x 2 cm (ongeveer)
4 of 5 wortels, geschrapt (gewoon schillen, met de dunschiller, want het velletje van de wortel is altijd bitter, bah), in stukken
3 of 4 aardappels, geschild, in stukken
paar tenen knoflook, neem er gerust 6, als u er van houdt, in stukjes
2 uien, in stukken
flinke klont boter
en natuurlijk zout & peper, suiker & citroensap, naar smaak 

Gebruik uw grootste dikste zware braadpan. Fruit de ui in de boter tot hij glazig is, voeg de knoflook toe, even aanzetten en na een minuut of twee, drie de pompoen erbij. Zet het vuur zo hoog mogelijk en probeer de meeste stukken pompoen te voorzien van een donker randje hier en daar. Dat geeft de soep meer smaak. Doe dit ook met de wortel en de aardappel. Als uw pan te klein is, eerst even aanbakken in een koekenpan kan ook.
Als alle groenten er lekker uitzien, doe ze samen in uw braadpan en voeg zoveel bouillon toe dat alles onder staat. Zet uw vuur zo laag mogelijk en laat het geheel tegen de kook aankomen. Laat een uurtje pruttelen, met de deksel op de pan. 
Pureer nu alles met de staafmixer totdat u een gladde dikke soep heeft. Te dik? Bouillon toevoegen. Te dun, even inkoken zonder deksel.

En nu? Proeven! 
Te flauwe soep brengt u op smaak met meer peper en zout, maar zeker ook met citroen, sap en/of schil (geraspt) of een glas witte wijn.
Pompoensoep is ook heel lekker met komijn en gember, maar dan is het wel een goed idee dit al eerder toe te voegen en aan te bakken, tegelijkertijd met het aanbakken van de groenten.

donderdag 20 november 2014

Nou! Hatsikidee! Maar waarom?


Vorige week kregen we (franse) vrienden te eten, een vriendin die ik ergens voor wilde bedanken, dus ik dacht, kom, ik kook eens een gang of vijf, zes. Gezellig, eet ik ook eens uitgebreid.
Deze vrienden dachten waarschijnlijk, tjee, die Nienkuu, die gaat vast heel hard koken, laten we maar iets aardigs meenemen. Wat dus helemaal niet de bedoeling was, want ik was juist bezig met een 'Dankjewel'. Maar blij was ik er wel mee, want naast een zeer chique fles Bourgogne (ohlala!), kregen we Pétards.
Pétards?
Oui! Pétards!

We wonen hier nu dik zeven jaar en hebben best al een feestje meegemaakt. Maar Pétards had ik jammer genoeg nog nooit voorbij zien komen. Gelukkig is mijn Pétards-loze leven nu voorbij en ken ook ik nu de geneugten van tja, wat is het, van een soort knal-bonbon. Hatsikidee! We kunnen nooit meer zonder.
Google Translate noemt het een 'voetzoeker', maar dat is het niet hoor. Het is een chocolaatje, in een vrolijk feestelijk glimmend glad papiertje met franjes. En daarbij zit een bruin strookje dat je niet moet opeten: daar zit 'em de knal.
Hier doen we het dus als volgt: we gaan midden in de keuken staan, Anneklaas (van 8) pakt de ene kant van dat bruine strookje en ik (veel ouder dan 8, maar zo voelt het op dat moment niet...) pak de andere kant. En dan roepen we één, twee, drie en trekken we allebei heel hard, met het hoofd afgewend en een opgewonden sprong. En dan volgt ECHT EEN ENORME KNAL! Direct overstemd door ons kletterend gelach. 
Top!

Maar ik snap er dus niks van.
Waarom een bruin strookje bij een middelmatig chocolaatje stoppen? En zou je dan, als keurige française, aan het einde van het diner, bij een koffie en een chocolaatje even discreet aan het strookje trekken voor een 'lekker knalletje'? Waarna je buurvrouw aan de feestdis hetzelfde doet? Waarom? En zijn die françaises dan niet bang om de vingers te bezeren, want dat strookje is namelijk best kort?
Een christmas cracker snap ik: een pakje dat je open wil maken en dat dat dan niet zonder een knal gaat, leuk, hilariteit, en dat er dan iets in zit dat je wil hebben, ook al is het nog zo onbenullig.
Maar de knal van de Pétard is niet nodig, want dat chocolaatje peuter je gemakkelijk uit dat papiertje en dat stop je in je mond. En dan heb je dat bruine strookje over. Wat leuk is. Geef ik direct toe. Maar ook vreemd.
Ik hoop dus nog eens ergens uitgenodigd te worden waar de Pétard een routineus onderdeel is van de avond. Dan zal ik u schrijven hoe dat verloopt. Tot die tijd springen en lachen wij erbij, in de keuken.

maandag 17 november 2014

Rillettes (dat kan echt iedereen), dus met recept


Een paté maken, dat is eigenlijk wel een beetje gedoe. Ik doe daar natuurlijk heel casual over, alle afzonderlijke handelingen zijn ook niet ingewikkeld, maar het zijn wel veel handelingen en het kost een paar dagen.
Nee, dan Rillettes. Ouderwetser dan dit wordt het bijna niet. Franser ook niet. En u dacht toch niet dat grand-mère ooit een geluidsarme roestvrij-stalen vleesmolen met hoogrendement inductiemotor had? Maar wel twee vorken en meer is er dan dus ook niet nodig.

Als u Rillettes maakt, doe dat dan als u gasten krijgt. U snijdt er handig plakjes van, met een salade en, zoals hier boven op de foto, met twee lokale mosterdsoorten, heeft u een voorgerecht dat indruk maakt en op de avond zelf weinig tijd kost.
Om nog meer indruk te maken, en waarom zou u dat niet willen, vertelt u nonchalant over andere vormen van Rillettes... dus hier een klein lesje, mocht u om gesprekstof verlegen zitten.
In rillettes uit Angers, een plaats in Frankrijk, zit varkensvlees maar ook gans. In Mans (een andere plaats) doen ze er kip of konijn bij in. Maar rillettes van alleen gans, kalkoen of eend is ook mogelijk (en lekker!). En in Parijs malen ze de rillettes (van varkensvlees) nog eens extra fijn, met een keukenmachine: stadse fratsen natuurlijk.
Ik houd het traditioneel en eenvoudig, met varkensvlees (ga naar een Goede Slager) en kruiderij die u allen al in de keukenkast heeft.

Recept voor Rillettes

1200 gram varkensvlees,
waarvan een ruime 2/3 vlees en een kleine 1/3 vet: 
ik neem bijvoorbeeld 400 gram varkensnek, 600 gram varkensspek en 400 gram varkensschouder (jaja... ik ben niet zo'n goede rekenaar, maar ik weet dat dit meer is dan 1200 gram: zo heeft u een beetje speling)
Die nek (ik neem eigenlijk 'gorge', dat is de keel, dat is heel vet, ik weet niet of dat in Nederland te koop is, praat maar even met uw slager) levert veel vet en een beetje vlees, het spek levert vlees en vet en de varkensschouder is vrij mager, maar ook hier zit weer een beetje vet aan. Kijk dus goed wat u uiteindelijk in de keuken heeft en zorg dat wat er uiteindelijk in uw pan terechtkomt ongeveer die verdeling 2/3 vlees en 1/3 vet is. Vreemde randjes, zwoerd, kraakbeen, etcetera snijdt u er natuurlijk af en gooit u weg (het zwoerd kunt u trouwens in dunne reepjes in een oven op 190° opbakken tot knapperige kaantjes, lekker op de salade).
Het vlees snijd u in repen, van zo'n 1,5 cm breed en 5 cm lang, maar vooral altijd met de draad mee. Het vlees gaat namelijk uit elkaar vallen, maar u wil een beetje 'bite' behouden, en zo vindt u straks lange draadjes (zoals in 'draadjesvlees') terug. Kijk dus goed naar de structuur van uw vlees.

Verwarm ondertussen uw oven voor op 220°, met warmte van boven.

De reepjes vlees legt u in een dikke braadpan die met deksel en al straks de oven in kan. Hier voegt u aan toe:
10 gram zout
flink wat vers gemalen zwarte peper
3 gram nootmuscaat
4 gram provinciaalse kruiden (of een combi van rozemarijn, tijm, oregano)
eventueel 8 kruidnagels
een half glas witte wijn (een sauvignon blanc bij voorkeur)
het sap van een halve citroen

Goed omscheppen zodat het vlees en de specerijen vermengd zijn en de pan zonder deksel een half uur in de hete oven zetten. Halverwege weer even omscheppen.
Zo wordt het vlees goed heet, ik vindt dat hygiënisch en hier en daar een bakrandje komt ook de smaak ten goede.

Maar niet te lang, want het geheim van Rillettes is het langzame garen. Na een half uur draait u de oven naar 95° en doet u de deksel op de pan. Als het geheel er erg droog uitziet, doe er dan nog een scheutje witte wijn bij. U kunt uw oven een paar minuten open laten staan, om het teveel aan warmte te verliezen.
En nu gaat u gerust iets leuks doen, want uw pan met vlees kan hier 5 uur staan. Een half uurtje meer maakt niet zoveel uit. Halverwege nog eens omscheppen is wel een goed idee.

Na die vijf uur begint de pret: u haalt de pan uit de oven, laat het iets afkoelen, u neemt twee vorken en u trekt nu het vlees in fijne draadjes uit elkaar. Dit gaat niet snel, maar erg moeilijk is het ook niet. Erg belangrijk wel, want hier hangt het succes van uw Rillettes vanaf!
Alle draadjes moeten uit elkaar gehaald en terwijl u dit doet vermengt het vlees zich met het vet. Ook vindt u hardere stukjes: als het niet lukt deze uit elkaar te halen, dan haalt u ze uit de pan en gooit ze weg, want te veel harde stukjes in de Rillettes is niet lekker. Het resultaat moet een stevige smeuïge saus zijn, licht wittig, want het vet is ondertussen een beetje gaan stollen.

U bekleed een cake-vorm met plastic huishoud-folie (zo krijgt u later de Rillettes makkelijk uit de vorm) en hierin stort u uw vlees. Dek ook de bovenkant af met plastic folie.

Zet in de koelkast en beheers u tenminste 3 dagen: zo kunnen de smaken goed intrekken en wordt het vlees nog smeuïger. U kunt het ook nog iets langer bewaren: maak het dit weekend en eet het volgend weekend. Zo handig!

Denk eraan dat de Rillettes het eenvoudigst in plakjes gesneden kunnen worden als deze heel koud is, dus direct uit de koelkast. Leg die plakjes dan op het bord waarop u ze straks ook wil serveren en wacht een kwartier of half uur met daadwerkelijk opeten, want ijskoud is niet zo fijn.

donderdag 13 november 2014

De Saint-Pourçain-sur-Sioule of hoe we op een woensdagochtend zomaar verrast werden


Vriend J kwam logeren. Dat was inderdaad leuk, maar het wordt nog leuker... J maakte een uitstapje, dat doen mensen dan. Hij bezocht de wijnunie (of coöperatie) in Saint-Pourçain, 'ons' wijngebied, en nam een paar flessen mee terug. Gelukkig was het het einde van de middag en wist J de weg in onze keuken, dus voor ik het wist, had ik een glas rood. Mooi, hoor ik u denken, fijn voor Nienke. Maar eigenlijk was ik niet zo blij, want stiekem ben ik niet zo enthousiast over de meeste wijnen uit onze regio. We doen wel eens een ontdekking in de buurt, maar een aantal jaar geleden was de wijn van de wijnunie niet top en, toegegeven, ik ben zo langzamerhand wel een beetje een verwende zeikerd als het om wijn gaat.
Kortom, de verrassing was groot toen dat glas erg lekker bleek. Veel voller dan ik verwachtte en ronder en bessiger en... nee, hier stop ik met het zoeken naar vergezochte metaforen voor de smaak van wijn, straks haal ik de smaak van de stal, de geur van grootvaders leren jas, de appels van mijn oudtante er nog bij en wordt het gênant.

Hoe dan ook, een paar dagen later zijn H en ik zelf gaan kijken. En proeven. En werden we weer verrast. Want de fles van vriend J was geen toeval, er was veel keus en er was veel lekkers bij Onze Wijnunie. En leuker, de directeur nam alle tijd, vertelde veel, gaf een rondleiding en was zelf aangenaam blij met zijn tent en zijn product.
Het is niet de bedoeling dat ik nu een opsomming geef van hun wijnen en waarom u ze zou moeten komen proeven. Ze hebben zelf een website (klik hier), nota bene in het engels. 

Toch, eentje wil ik er wel even uitlichten, namelijk de Lo Mountogno 2009, een rode wijn die bestaat uit 25% Pinot Noir en 75% Gamay. Zelf vinden ze dat deze een elegant aroma heeft van rode kersen, zwarte vruchten en een puntje peper (inderdaad, ze hebben ook een folder). 
Maar wat ik spannender vind: ze nemen de wijn mee uit rijden en uit logeren. 
Ja echt.
De druiven komen gewoon hier uit de buurt, van de beste wijnboeren, want de wijnunie hier selecteert streng. Dan maken ze de wijn in Saint-Pourçain, stoppen deze, als de tijd daar is, in flessen en die flessen gaan in kratten. Die kratten reizen dan naar een berghut op 1000 meter hoog, van vulkaansteen (grijs, onze trap is van dezelfde pierre Volvic, dat u misschien weer herkent van het bronwater, klopt, dat komt dus ook hier vandaan). De muren van die hut zijn zo dik en daarbij ligt hij half in de berg, waardoor de temperatuur constant laag is, maar het vriest er nooit. En na anderhalf jaar mogen de flessen weer terug naar huis, krijgen ze een etiket en kunnen wij ze kopen.
Tja. Humbug. Onzin. Toch?
Maar de man van de wijnunie vertelde me dit zo enthousiast en gepassioneerd. Ik geloofde het volkomen, want deze wijn is inderdaad erg lekker. Ik probeerde nog een kritische noot, of hij dan ook een paar flessen achter gehouden had, om het verschil te proeven: "O ja, natuurlijk, en ja, het verschil was natuurlijk groot, de flessen met logeerpartij waren beter, veel beter".
Zou ik ook zeggen.
Maar dat klinkt niet lief. En dat moet nu eigenlijk wel, want ik heb ten onrechte de afgelopen jaren de lokale wijn onderschat. Dus, omdat het nooit te laat is, kom vooral lekker hier eten, mét lokale wijn en voor een uitstapje zeker even langs de wijnunie. Ze hebben er zelfs wisselende exposities, kunst, omdat hij dat leuk vindt en bij wijn vindt passen. Mooi toch.


dinsdag 11 november 2014

Rabarbertaart met rabarberkaramel of in het frans Gâteau Rhubarbe, met recept



Het is herfst, dus u heeft taart nodig. Warm, zoet, comfortabel en gezellig zelfs, ik zeg het maar gewoon. U kunt op een regenachtige zondagmiddag, de wind om het huis, samen met de kinderen de keuken in, lekker bakken... om u maar even een kitscherige scene te beschrijven. Of, meer waarschijnlijk, even snel een taart in elkaar flansen omdat u dit weekend ook nog gasten krijgt (wat misschien een reëler beeld is, het leven is immers niet altijd zo romantisch als mijn franse rozenbordjes doen vermoeden).

Wanneer dan ook, deze taart is eenvoudig, snel en prima. Eigenlijk is het gewoon cake (met een paar extras), maar in een ronde vorm wordt cake zomaar taart en is iedereen meer onder de indruk (en dat willen we natuurlijk). En u moet vooral niet vergeten dit hilarische filmpje (hier klikken)  te bekijken.

U heeft nodig: rabarberjam.
Dat kunt u zelf maken als het rabarbertijd is (voorjaar / zomer) en dan maakt u natuurlijk genoeg om ook in herfst en winter taart te kunnen bakken. Ook lekker bij kaas, trouwens, rabarberjam.
Gebruik op 1 kilo rabarber (schoon en in stukken van 10 cm) 800 gram suiker, 1 over de lengte open gesneden vanillestokje en het sap van 1 citroen. Dit aan de kook brengen, 5 à 10 minuten zachtjes laten pruttelen, een schepje op een koud bordje leggen om te kijken of de jam al dik genoeg is: zo nee, nog even doorpruttelen, zo ja: klaar.
U kunt natuurlijk ook een potje kopen. U heeft voor deze taart een kleine 200 gram nodig.

Voor het taartbeslag klopt u met mixer of keukenmachine heel hard en wel zo'n 4 minuten:

  • 5 eieren
  • 200 gram suiker

Hier voegt  u aan toe, wederom hard mengen:

  • 250 gram bloem
  • 225 gram gesmolten boter
  • een theelepel bakpoeder
  • een snuf zout
  • een halve theelepel kaneel
  • een halve theelepel (nee, nog minder) nootmuscaat

Daarna roert u er voorzichtig doorheen:

  • 175 gram rabarberjam

Het beslag is klaar, nu de bakvorm. Ik gebruik een siliconenvorm, dan komt de taart straks makkelijk uit de vorm. Voor de rabarberkaramel bestrijkt u de bodem van uw taartvorm met:

  • zo'n 4 eetlepels rabarberjam, de bodem moet met een dunne laag bedekt zijn
  • en daaroverheen strooit u een dun suikerlaagje

Hierop schept u, voorzichtig, uw taartbeslag.

In een voorverwarmde oven op 160° zo'n 40 minuten bakken. Maar dit is echt afhankelijk van de maat van uw vorm, uw oven en weet ik het, de stand van de sterren(!?), dus controleer na 35 minuten met een breipen  of andere prikker hoe gaar de taart is: steek uw pen in het midden. Deze moet er net niet droog uitkomen. Het luister nauw, dus gewoon na een paar minuten weer prikken.
Uit de oven maar in de vorm een (dik) half uur laten afkoelen. En dan een bord (of, voor meer indruk, een taartplateau) bovenop de vorm leggen, omkeren, vorm voorzichtig 'omhoogtillen', klaar.
De kans is groot dat er toch een beetje van die caramel onderin uw vorm is blijven plakken. Gewoon er uitschrapen en bovenop de taart smeren.

Serveren met een schepje crème fraiche waar u een lepel rabarberjam en (vanille)suiker doorgeroerd heeft. Op de meest tuttige bordjes die u heeft natuurlijk.

maandag 10 november 2014

Pompoentaart ofwel Pumpkin Pie ofwel Gâteau au Citrouille, met recept


Halloween is voorbij, dus u kunt weer pompoen eten zonder dat u het gevoel heeft mee te doen aan een trend die u wordt opgedrongen door wie dan ook (de Amerikanen of erger De MarketingMensen van de Grootwinkelbedrijven???). Vreemd is dat de anti-amerikaanse fransman uitbundig voor Halloween gevallen is en er dus overal pompoenen te koop zijn, ook of vooral van plastic, en dan voornamelijk ter decoratie. En plastic maskers natuurlijk, voor het enge. Plastic spinnen, vleermuizen, spinnenwebben voor in de hoek van de kamer. En eng snoep (dat stiekem ook van plastic is, denk ik) in de vorm van oogbollen en dracula-tanden voor kinderen die met die maskers bij je aan de deur komen. En als dan naast jouw deur zo'n pompoen ligt met een puntige heksenhoed ernaast... tja, helemaal goed...

Hoe dan ook, hier het recept voor pompoentaart, echt erg lekker, met een knapperige bodem van zanddeeg en een stevige creamy vulling, die een beetje doet denken aan een 'flan', maar absoluut gezonder moet zijn, want er zit immers groente-uit-de-eigen-moestuin in (pompoenen kweken kan iedereen, zelfs in onze Amsterdamse groenstrook groeiden ze).

Begin met het deeg voor de korst: zanddeeg, volgens het principe 1-2-3-en-een-eitje:
  • 100 gram suiker
  • 200 gram boter
  • 300 gram bloem
  • 1 ei
Goed mengen tot een mooie bal, inpakken in plastic (zakje), uurtje laten rusten (of een dag), dan pas gebruiken: bekleed de bodem en de zijkant van een taartvorm en bak de bodem 15 minuten voor op 180°, met bonen of kleiparels erop (die je er dan daarna weer afhaalt - duh).
Ondertussen maakt u pompoenpuree (er bestaat ook pompoenpuree in blik, voor de amerikanen, maar die gebruiken wij natuurlijk niet, nee, ha, daar lachen we om, dat soort valsspelerij en daarbij is het echt geen gedoe):
  • pompoen in stukken snijden, zaadjes eruit halen en dan een dik half uur op 180° in de oven laten garen: nu kan het vruchtvlees er zo uit geschraapt worden
  • vruchtvlees in een zeef zeker een kwartier laten uitlekken en pureren
Dan maakt u de vulling en daarmee de taart:
  • 450 gram pompoenpuree (zie hierboven)
  • 50 gram suiker
  • 50 gram vanillesuiker
  • 1 eetlepel bloem
  • 2 licht geklopte eieren
  • 350 gram gecondenseerde melk (of de helft vervangen door room, dan wordt het minder zoet)
  • 1 (grote) eetlepel water
  • 1/2 theelepel zout
  • 1 grote theelepel speculaaskruiden

Alles goed mengen en de voorgebakken korst mee vullen:
15 minuten in de oven op 200° daarna 35 minuten (of meer: totdat het midden stevig is) op 175°.
Zo makkelijk is het.



donderdag 6 november 2014

Soupe aux pigeons et courgette grillé ofwel soep van duivenbouillon en gegrilde courgette, met recept


In het bericht hieronder leest u hoe ik zomaar opeens in het bezit kwam van vier complete maar dode duiven en hoe ik die moest ontdoen van allerhande, om er iets lekkers van te maken, zodat ik buurmand B niet zou beledigen. Inderdaad, het leven op het Franse platteland is niet altijd eenvoudig.
Het resultaat, gebraden duif op een grove wortelpuree met een lichtzoete rodewijnsaus, klinkt lekkerder dan het eigenlijk was: een paar hapjes (van een duif blijft weinig over) enigszins droog vlees. 

Toch kon ik er kennelijk geen genoeg van krijgen. 
Nadat we die paar hapjes duif genoten hadden, bleven er vier karkasjes over. Ergens achterin het hoofd meende ik me te herinneren dat ik ooit eens iets gelezen had over duivenbouillon. En omdat weggooien altijd nog kon, heb ik 's avonds de karkasjes met een wortel, prei, selderij, ui, peterselie, een paar peperkorrels in een pan gedaan, koud water erop tot ze allemaal onder staan en zo ontstond de bouillon helemaal vanzelf. Ik snap dan ook echt niet waarom mensen bouillonblokjes kopen, als het zelf maken van bouillon minder werk is dan het onderin je altijd te rommelige kast opzoeken van die kleine zoute vierkantjes, maar daar gaat het nu niet over.

De volgende dag had ik dus duivenbouillon en dat rook verrassend lekker. Bij die sterke herfstige geur, het leek op wild maar toch anders, zocht ik een groente die de bouillon tot soep zou kunnen maken. Mijn oog viel op de courgette van buurvrouw F, een joekel van 60 centimeter, die ze me gaf met de waarschuwing "alleen voor in de soep hè Nienkhuu, alleen voor soep, voor iets anders is deze niet lekker genoeg". 
Maar om nou niet-lekkere courgette in mijn exclusieve boejonnetje te mikken? Dus dan maar lekker maken door de courgette in plakken met goede olijfolie, knoflook, zout, en citroen te grillen. Dat rook in ieder geval prima en die grill-smaak zou het goed doen bij m'n duiven. Ik werd wel enthousiast van het experiment.
De gegrilde courgette heb ik bij de bouillon gedaan en dit een half uurtje samen net tegen de kook aan laten pruttelen. Als u dit ooit thuis zou willen maken, het zou kunnen, neem dan 2 flinke courgettes op een dikke liter duivenbouillon.
Daarna het geheel met de staafmixer gepureerd.
En het daarna door een (middel-fijne) zeef geroerd.
Mooi! 
Toen op smaak gebracht, met een klein scheutje witte wijn, een beetje room, peper, zout en een piepklein beetje suiker. Echt lekker.
En geserveerd met kervel, dat gaf nog een extra geur en smaak die er goed bij paste, plus een fris groen omdat het oog wat wil. Daarbij was het meteen een originele bestemming van de kervel die H altijd koopt en waar ik nooit zoveel raad mee weet, behalve kervelsoep (maar dat vind ik veel te 'seventees').
Dus. Zo had ik zomaar bijzondere soep. En nu kunt u dat thuis ook. Tenminste, als u een buurman heeft die u zo nu en dan een paar duiven komt brengen.