Bramen. In de winter snoei ik boos en grondig zoveel mogelijk braamstruiken weg, ze prikken, ze groeien maar door, overal overheen, ze haken overal aan vast... maar ze trekken zich niets aan van mijn woest gedoe. En gelukkig maar. Want aan het einde van de zomer ben ik blij met de bramen die ik door de hele tuin heen kan plukken.
Voor heel eenvoudige bramenroom, bijvoorbeeld:
met de staafmixer een paar handenvol bramen pureren en naar smaak suiker toevoegen,
in een andere kom slagroom goed stijf kloppen,
de gepureerde bramen erdoor roeren,
proeven
en eventueel nog een beetje suiker toevoegen.
Van zanddeeg (eigenlijk Wienerdeeg) heb ik bakjes gemaakt, volgens mijn favoriete mantra "één-twee-drie-en-een-eitje":
100 gram suiker
200 gram boter
300 gram bloem
en een ei
en, oké, een snuf zout ("één-twee-drie-en-een-eitje-en-een-snuf-zout" klinkt minder lekker, maar is het wel)
Goed, dit dus door elkaar kneden en zeker een half uur in de koelkast leggen, in een plastic zak, zodat de deegbal niet uitdroogt.
Daarna uitrollen tot een plak van een kleine centimeter.
Dan met een steker rondjes uitsteken.
Rondjes die passen op een ovenvast bakje dat je OMGEKEERD op je werkblad met boter en bloem insmeert. Die rondjes leg je dus als een soort poppe-tafelkleedje op die bakjes. Laat ze een centimeter of anderhalf over de rand hangen. Niet te lang: het rekt uit, want de boter wordt in de oven zacht.
In de oven: 190° hetelucht, 15 à 20 minuten tot mooi goudbruin.
Uit de oven halen, even laten afkoelen en !!!VOORZICHTIG!!! die tafelkleedjes van je bakjes halen. Maak er maar een paar extra, want je hebt schade...
Heel kort voor je het dessert gaat opeten die bakjes vullen met de bramenroom en veel verse bramen.
Staat goed, die bakjes. Maar, inderdaad, een beetje omslachtig is het wel. Dus als je niet zoveel indruk hoeft te maken, dan steek je gewoon rondjes uit de lap zanddeeg en bak je mooie koeken. Schepje room erop, bramen erbij, mooi bordje, poedersuiker. Lekker hoor.